Skip to main content

Hij keek me aan, greep naar zijn kruis en zei vervolgens dat het wel lekker voelde dat ik naast hem stond. Ik verstijfde en voelde dat ik rood aanliep. Heel snel ging er door me heen: zei hij dat echt? Bijzonder eigenlijk, want ik was toch niet degene die iets raars deed, maar hij.

Ik werkte destijds als HRM-adviseur bij de politie. Het was mijn eerste baan. Tijdens een lunchpauze had ik me aangesloten bij een groepje politiemannen. Als jonge (ik was destijds 27 jaar), niet geüniformeerde vrouw tussen de oudere, geüniformeerde mannen nam ik een minderheidspositie in. Deze positie was voelbaar en werd door de seksuele opmerking van deze wijkagent benadrukt.

Ik voelde me ongemakkelijk, opgelaten en wist niet goed wat ik met de situatie aan moest. Na een paar minuten liep ik weg uit de groep. Aangekomen op mijn kantoor voelde ik een enorme boosheid opkomen. Ik stond te trillen op mijn benen en zei hardop tegen mezelf: “dit is niet oké en dit wil ik niet”. Ik weet nog dat ik mezelf vervolgens moest aanmoedigen om te doen wat ik wilde doen: teruggaan en deze man aanspreken. Met bonkend hart liep ik terug naar de groep en vroeg de desbetreffende politieman even met me mee te komen. Hij liep achter me aan mijn kantoor in. Ik sloot de deur en zei hem vervolgens dat ik niet gediend was van wat hij net had gezegd en gedaan had en dat hij dat nooit meer moest wagen te doen. Hij was zichtbaar verrast en geschokt door mijn reactie en bood zijn excuses aan. Toen hij weg was, voelde ik adrenaline in mijn lijf en trilde ik nog na op mijn benen. Ik haalde diep en opgelucht adem. Ik voelde dat ik mijn grenzen hersteld had.

Ik zie drie kenmerkende kantelmomenten in deze ervaring die letterlijk en figuurlijk over grenzen gaan. Allereerst is daar de seksuele toespeling. Ik heb, nu 20 jaar later, de neiging om deze te bagatelliseren. Zo erg was het toch niet wat hij deed? Terwijl het zo voelbaar was dat het niet oké was wat hij deed. Het was niet passend voor de situatie en de context, het werd door mij als ongewenst ervaren en niemand van de aanwezigen in de groep greep in. Dat maakte zijn gedrag grensoverschrijdend. Vervolgens is er de individuele ervaring die zich ontwikkelt van ongemak en gêne naar boosheid die leidt tot het overgaan van een interne grens van moed om terug te gaan en aan te spreken. En tenslotte is er een ontmoeting, één op één, tussen de politieman en mij waar met de wisseling van groep naar kantoor een andere grens wordt overgegaan en waar de overschreden grenzen hersteld worden.

Ik denk niet dat ik dat toen bewust deed, maar door de politieman niet in de groep maar op mijn kantoor aan te spreken veranderde ik de rolverhoudingen. Hij stond op mijn kantoor niet alleen tegenover een jonge, niet geïnformeerde vrouw, maar tegenover een HRM-adviseur van de politieleiding. Bovendien was de politiechef een feministische vrouw, door wie ik me, ook in haar afwezigheid, gesteund voelde. Mijn kantoor voelde door deze rol en positie als een veilige basis vanuit waar ik mijn autoriteit kon nemen. En mogelijk voelde ik onbewust ook het appel en de verantwoordelijkheid die deze rol en positie met zich meebracht om dit voorval niet zomaar te laten passeren en te handelen.

Ik beschikte over machtsbronnen, zoals een functie, positie en een kantoor, zoals de politieman de groep mannelijke geuniformeerde collega’s als machtsbron had. Waarschijnlijk was het heel anders geweest als ik deze machtsbronnen niet had gehad en op een andere manier in deze situatie terecht was gekomen. Had deze politieman deze opmerking zonder de aanwezigheid van de groep durven maken? Was mijn geschoktheid en boosheid voldoende geweest om de ballen te hebben deze politieman op dit gedrag aan te spreken?

In het overschrijden, stellen en herstellen van grenzen speelt zoveel meer mee dan alleen je eigen gevoel en gedrag. Wil je deze invloeden en dynamieken onderzoeken en kijken hoe dit jouw handelen beïnvloedt? Doe dan mee aan een van onze aankomende programma’s.