Onlangs ging ik met een van mijn oudste vrienden bootje varen. We haalden herinneringen op over onze vriendschap, die startte in onze pubertijd. Toen we zo’n 15, 16 jaar oud waren haalde hij me regelmatig thuis op om samen zijn hond uit te laten. We gingen dan samen het bos in, rookten stiekem sigaretten en waren urenlang met elkaar aan de praat. Hond Bobby leek een goed excuus om er samen ’s avonds op uit te gaan. Waar de gesprekken precies over gingen kan ik me niet meer herinneren. Het ging vast over verliefdheden, het zoeken in vriendschappen, hoe stom onze ouders waren en ongetwijfeld waren er ook dromen en fantasieën over de toekomst.
Tijdens ons gesprek komt er een andere herinnering boven. Mijn vriend had toen een grote zolderkamer met daarin een zithoek met leren bank. Het gaf mij al een beetje het gevoel op kamers te zijn. Ik was er jaloers op. De lonkende vrijheid en het toegroeien naar volwassenheid en een eigen leven, los van ouders en tienerkamer, was daar voor mij sterk voelbaar. Toen we een keer met onze vriendengroep op de zolderkamer van mijn vriend zaten, kwam zijn vader naar boven. Ik herinner me nog goed dat we met hem in gesprek raakten. We stelden hem een vraag over zijn huwelijk. We waren benieuwd hoe hij en zijn vrouw een leven lang bij elkaar bleven en hoe ze dat eigenlijk volhielden. Ik weet nog dat ik fantaseerde over een ander, vrijer leven en tegelijkertijd droomde ik ook over een romantisch ideaal.
De vader dacht even na en zei toen: “Het is de bereidheid”. Ik viel stil, luisterde ademloos en zijn woorden klonken na in mijn hoofd. Het voelde als een diepe waarheid. Ik zag ineens een andere man. Hij had de bereidheid om naar de zolder te komen en het gesprek aan te gaan met ons en de verschillen in afstand en generaties te overbruggen.
De zin, het is de bereidheid, is altijd bij me gebleven en ik vraag me af waarom deze zin me zo raakte. Ik verlangde naar vrijheid, ik wilde me los maken van mijn ouders. Verbondenheid, zeker zo langdurig en vast als in het huwelijk, leek daar haaks op te staan en was toen geen aantrekkelijk perspectief. Ik denk dat het woord bereidheid bij mij onbewust een ander licht gaf op mijn puber-fantasieën. In de definitie van bereidheid wordt als eerste aanvaarding als betekenis genoemd. Bij het sluiten van het huwelijk wordt de vraag gesteld: aanvaard u deze man/vrouw als uw echtgenoot/echtgenote, in voor en tegenspoed, in goede en slechte tijden? Het gaat hier niet om het aanvaarden van alleen de goede kanten en de prettige momenten, het gaat om het aanvaarden van de realiteit; het goede en het minder goede en er daarin voor elkaar zijn.
Niet alleen in het huwelijk, maar ook in andere relaties in het leven en werk, en de relatie met jezelf gaat het om diezelfde aanvaarding. Ik denk dat de bereidheid vooraf gaat aan de aanvaarding. Het is de intentie, de houding en de levensoefening om tot aanvaarding van de realiteit te komen. Ik denk dat ik destijds onbewust voelde, zonder het direct te begrijpen, dat de aanvaarding van hoe het is, de dualiteit van het leven, de beide kanten van de medaille, niet alleen het antwoord was voor verbondenheid maar ook voor vrijheid en autonomie.
Fotografie: Herman van Ommen/ Arnhem.