Skip to main content

“Je kan tot woensdag de auto van mijn vrouw gebruiken”, zei mijn buurman laatst. “We zijn toch weg, dus geen enkel probleem.” En ineens reed ik een paar dagen in een mooie BMW. Een 1 serie, terwijl ik met een schuin oog keek naar die prachtige BMW 5-serie waar de buurman zelf in rijdt. Zeker een drie keer zo grote auto. Onder mijn dankbaarheid voelde ik toch een klein steekje, wat me op de vraag bracht waarom hij sprak over ‘de auto van mijn vrouw’ en niet over ‘onze kleine auto?”.

Ongeveer twintig jaar geleden kocht ik samen met mijn vrouw twee mountainbikes. Handgemaakt, wat betekende dat de kale frames werden afgemonteerd met een onderdelen-serie naar keus. Ik liet op mijn fiets een betere serie monteren dan op die van mijn vrouw. En voor mijzelf kon ik dat heel goed motiveren, maar ik overlegde het niet, vroeg haar niet wat zij wilde. Toen we de fietsen ophaalden en mijn vrouw de verschillen zag, moest ze ironisch lachen en ik voelde me betrapt

Betrapt?
Ik heb al een enorme gratis voorsprong gekregen in het leven, omdat ik ben geboren als witte man in Europa. Door mijn familie en netwerk word ik uitgenodigd bij gelegenheden waar ik weer mensen kan ontmoeten die mij verder helpen in werk en leven, door geld en studie heb ik veel kansen op een zinvol en gemakkelijk leven en blijkbaar geef ik mezelf een beter afgemonteerde fiets dan mijn vrouw.

Ik was me nooit zo bewust van mijn privileges en de manier waarop ik mijn keuzes rechtvaardigde, totdat er ironisch om gelachen werd. Mijn vrouw nam mijn gedrag niet serieus. Mijn zelf en vanzelfsprekend georganiseerde voorsprong gaf me ineens een achterstand en mijn winst leverde wel een snellere fiets op, maar geen betere positie. Integendeel: Door mijn gedrag werd ik zichtbaar in mijn onbewuste aannames over mijn plek in de wereld, mijn plek in onze relatie en, natuurlijk, ik werd ook zichtbaar als ‘valsspeler’, waardoor het samen fietsen ook terechtkwam in de hoek van competitie. En daarmee verloor het samen gaan fietsen iets van zijn onschuld. Ik schaamde me doordat ik voelde dat onder mijn gedrag ook iets fundamenteels zat, dat in tegenspraak was met de waarden die ik dacht te hebben en uitdroeg. Waarden over gelijke kansen voor iedereen, over een sociale samenleving, de feminist of geëmancipeerde man in mij vol met idealen om het leven gelijkwaardiger te maken. Vol met idealen over een meer vreedzame wereld. Alle idealen klinken mooi op feestjes en op kantoor, maar via onder andere dit voorval rondom onze fietsen werd ook iets anders van mij zichtbaar, namelijk: gelijkwaardigheid is mooi zolang ik maar als eerste boven ben.

Ironisch tekort
En hoezeer ik ook vind dat alleen ik verantwoordelijk ben voor mijn gedrag in bovenstaand voorbeeld, er is hier ook iets systemisch gaande wat we als burgers met steeds meer ironie zien gebeuren. De bewuste en onbewuste manieren waarop de voorsprong van het rijke westen verdedigd wordt in de wereld. En in het voorbeeld van de auto en de fiets zie ik ook een meer algemeen kenmerk van ‘traditioneel mannelijk gedrag’ , waarvan ik dacht dat ik dat niet had en hoe de ironie over dat gedrag in de afgelopen decennia steeds meer zichtbaar en voelbaar wordt.

Spiegelen wat ik zag
Alles wat ik in mijn leven gezien en meegekregen heb over de manier waarop mannen zich gedragen, vond ergens zijn plek in mijn onbewuste. Ik spiegelde wat ik had gezien en wat gewaardeerd werd en en had soms meer moeite om de theorie over wat ik vind in de praktijk te brengen. De eerste voorbeelden voor mijn beeld van wat een man is waren mijn vader en mijn ooms. Mijn vader en al die ooms van mijn moederskant, die rijk waren geworden en hoge functies vervulden en hun succes met elkaar deelden alsof ze het helemaal zelf hadden gedaan. Heel anders dan de oom van mijn vaders kant die zijn roeping had gevolgd en als pastoor in naoorlogs Duitsland werkte. De verschillen riepen sterke gevoelens op in ons gezin, waar het gedrag en succes van de rijke ooms de norm was. Alles bij elkaar werd mij voorgeleefd dat ‘Succes een keuze is en dat iedereen die hard werkt vanzelf succesvol wordt’. En je succes laat je zien, door rond te rijden in een grote Mercedes, BMW of Jaguar. Maar onder een laag van vriendelijkheid en jovialiteit nam men elkaar ook de maat en de omvang en exclusiviteit van de auto was een heel concreet meetpunt. Oom-pastoor (Heeroom) die andere zaken belangrijker vond en met een Volkswagen reed, werd vrolijk geplaagd en nauwelijks serieus genomen.

Mijn streven naar een ‘betere uitgangspositie’ via de fiets was mogelijk een onbewuste poging om te voorkomen dat ik meewarig zou worden bekeken door de ‘ooms van mijn moeders kant’ omdat ik meer zou lijken op mijn vaders broer. Mijn iets betere fiets wordt dan een metafoor voor de grote mannenauto. En via de ironische lach van mijn vrouw hoorde ik de stemmen van de vrouwen van de familie: het spotten, het feminiene verzet tegen de competitie en mogelijk het verzet tegen het macho gedrag. En ik voelde de verwarring die ik uit mijn kindertijd ook kende, de verwarring over wat (mannelijk en) gewenst was. En vroeg me af: wie ben ik eigenlijk als man?

Voorbij de illusies
Hoe geëmancipeerd ik ook denk te zijn, diep vanbinnen, voel ik me een sukkel en niet een echte man, als ik het niet maak. Als ik niet rijk word en dat laat zien met een dure auto. Het is best lastig om tot de conclusie te komen dat ik waarschijnlijk meer op de broer van mijn vader lijk en dat hierover smalend kan worden gedacht in dat deel van de familie dat de norm bepaalde.

En nu reed ik een paar dagen rond in een BMW en had ik de illusie er weer even helemaal bij te horen. Maar het was wel een kleine BMW. Eén waarmee ik geen indruk zou maken op de ooms. En het is niet eens mijn eigen BMW. Ik kan met een beetje pijn smakelijk om mezelf lachen, als ik door dit kleine voorval besef dat ik anders ben dan de anderen en er toch bij hoor.