Skip to main content

“Oh, ik heb een filmpje van jullie gezien. Klopt dat? Nou moet je me toch eens vertellen wat jullie nu eigenlijk doen”.

Ik ontmoette haar op een netwerkbijeenkomst en ik had me voorgesteld en de naam van ons bedrijf genoemd. We kenden elkaar nog niet en ze had blijkbaar onze campagnefilm gezien. Het was duidelijk dat ze niet zo enthousiast was geworden en dat ze me dat wilde laten weten.

“Wat denk je dat we doen?”, vroeg ik. Ik was, mogelijk naïef, benieuwd wat de film wel had opgeroepen, maar zocht ook wat uitstel en wilde niet reageren op haar toon of voice, die ik als aanvallend ervoer.

“Jullie zouden wel eens van die irritante coaches kunnen zijn.”, zei ze.

Het werd er niet beter op: irritante coaches. Van binnen moest ik wel glimlachen, maar het was een glimlach op een lichte geraaktheid. Ik werk graag als coach en haar opinie over coaches lag er duimendik bovenop.

“Ik moest laatst met zo’n coach praten”, ging ze verder, “en die zei, nadat ik m’n verhaal gedaan had, dat ze een uitlaatklep voor me kon zijn!”

Ze zei het met zoveel afkeer dat ik de neiging voelde opkomen om haar te bevestigen, zoiets als: ja, dat is ook een stomme opmerking. En ook voelde ik fysiek van alles bewegen om haar non-verbaal te bevestigen. Maar ze ging gelukkig al verder. “Daar kwam ik toch niet voor. Dat hielp me geen stap verder. Dus ik heb maar gelijk gezegd dat ik het niets vond en dat ik hier niets aan had”. Ze zei het niet, maar ik dacht haar vervolgzin erachteraan: al dat ge-coach is maar gebakken lucht waar we toch niets aan hebben.

Ik voelde van alles in mezelf: de neiging om mezelf en mijn vak te verdedigen, te zeggen dat er ook goede coaches zijn, te zeggen dat ik nooit zo’n opmerking zou maken (wat niet waar is), de neiging om ter plekke met haar aan het werk te gaan, de neiging om weg te lopen etc.

En ook voelde ik de enorme behoefte in deze vrouw om haar verhaal te doen, gehoord en gezien te worden. Een boel verhaal dat eruit moest, voordat ze met zichzelf aan het werk kon. En de mogelijke wens dat iemand haar de veiligheid bood, zodat ze zich begrepen voelde en naar zichzelf kon kijken.

Irritatie en empathie wisselden elkaar af. Ik voelde allerlei impulsen in mezelf die ik gelukkig in bedwang wist te houden. Dat was in het verleden wel eens anders gegaan en dan zat ik na afloop van zo’n gesprek met een kater.

De realiteit waarin ik zat was een netwerkbijeenkomst. Een plek waar het de taak is vertrouwd te raken met collega-ondernemers, zodat je elkaar een opdracht kan toespelen als dat van toepassing is. Ik voelde me posities opgedrongen krijgen die ik niet wilde nemen: om collega’s die ik niet ken af te vallen, om mezelf te verkopen, om mijn vak te verdedigen of om een zinloze discussie aan te gaan. En ik voelde de strijd waarin ik gezogen kon worden.

Het gesprek begon bij de film die ze van ons gezien had. Ik kwam daarop terug in mijn reactie: “Dus op basis van de film denk je dat wij een coachbedrijf zijn”, zei ik. “Dat klopt gedeeltelijk. We zijn een bedrijf dat onder andere coaching aanbiedt, maar naar aanleiding van wat je daarover zegt ben je daar denk ik niet in geïnteresseerd of zie ik dat verkeerd?”

Ze glimlachte vilein: “intelligente waarneming’, zei ze. “Dat klopt. Je bent een topper hoor”.

Ik glimlach terug, terwijl ik een lelijke steek vanbinnen voelde; ja geraakt kan ik nog steeds worden. En tegelijkertijd wist ik: dit gaat niet over mij, dit gaat niet over coaches, dit gaat zelfs niet over deze vrouw.

Dit is waar we in terecht zijn gekomen: zeggen wat je denkt in de aanvallende vorm. Splitsing als basispositie. Ik bedankte haar voor haar directheid en zocht de koffieautomaat op, want ik had behoefte aan een hartversterkertje.