Skip to main content

Tijdens een incompany-traject bij een grote onderwijsinstelling had ik mijn collega voorgesteld om te werken met de methode art-based learning. Mijn idee was om ansichtkaarten en andere kunstzinnige beelden te gebruiken om de docenten uit hun vaste denkpatronen te halen om tot diepere reflectie te komen. We zouden allebei een eigen groep zouden begeleiden, maar wel met dezelfde consistente werkvorm. “Dat past perfect bij deze groep docenten,” zei ik, terwijl ik bij hem een voicebericht achterliet. Kort daarna kreeg ik een duimpje terug. Dat was het. Niet echt een bevestiging waar je op bouwt, maar ik dacht: komt goed, we hebben een afspraak.

Op de dag van de sessie bleek dat mijn collega de kaarten niet had meegenomen. Daar stond ik. Ik had mijn kaarten gelukkig wel bij me, maar ineens ontstond de vraag: hoe bieden we consistente begeleiding als we met verschillende middelen werken? Moet je strikt vasthouden aan de afgesproken werkvorm of inspelen op wat er op dat moment gebeurt? We besloten ieder onze eigen weg te gaan.

Frustratie
Ik was daar op dat moment behoorlijk gefrustreerd over. Niet alleen omdat hij de afspraak niet was nagekomen, maar ook omdat het voelde alsof ik er alleen voor stond. In mijn hoofd had ik alles zorgvuldig voorbereid en ik had gehoopt op een gezamenlijke lijn en rugdekking. Toen die ontbrak, raakte dat iets in mij: het gevoel niet gehoord te worden, van te veel dragen en van strijd moeten voeren om de eenvoud van een gedeelde werkwijze overeind te houden.

Achteraf realiseerde ik me dat mijn reactie niet los te zien is van mijn eigen gevoeligheid, misschien zelfs overgevoeligheid, voor consistentie en synchroniciteit in het werk dat ik doe. Tegelijkertijd ben ik zelf ook iemand die in mijn andere werk, binnen een onderwijsinstelling, het liefst zijn eigen pad volgt. Ik voel me snel beperkt door vaste formats of van bovenaf opgelegde structuren. Dat maakte het confronterend: ik voelde me alleen staan omdat, in mijn ogen, een afspraak niet werd gevolgd, terwijl ik dat zelf ook regelmatig doe. Die innerlijke tegenstrijdigheid, het verlangen naar vrijheid en tegelijkertijd de behoefte aan afstemming, is voor mij een gevoelig thema. Mijn frustratie hierover, die ik breder ervaar in het onderwijs, heb ik mogelijk zonder het te beseffen ook op mijn collega overgedragen. Het is een spanningsveld waarin ik nog iets te leren heb.

Parallel proces
Zoals we gewend zijn om te doen bij NieuweKaders maken we alle gevoelens bespreekbaar en konden mijn collega en ik dit achteraf goed met elkaar uitwerken. Door de irritatie en misverstanden open te bespreken, ontstond er ruimte voor wederzijds begrip, inzicht en verdieping. We realiseerden ons dat de dynamiek tussen ons niet losstond van het bredere thema dat in dit schoolsysteem speelde: de spanning tussen autonomie en gezamenlijke afstemming. In plaats van deze gebeurtenis alleen intern op te lossen, brachten we onze ervaring als hypothese terug het systeem in. We benoemden wat er tussen ons gebeurde als een weerspiegeling van wat ook in de school zelf speelde. Dat bleek raak. Onze terugkoppeling riep herkenning op bij zowel leiding als docenten. Het confronteerde hen met een patroon dat eerder moeilijk te benoemen was.
Ik begreep op dat moment niet waarom het me zo raakte dat mijn collega afweek van onze afspraak. Pas later zag ik dat het niet alleen over hem ging of over mijn eigen verlangen naar houvast en erkenning. Het raakte aan iets wat wij ervoeren binnen de onderwijsinstelling waar we werkten, waar afspraken diffuus kunnen worden en ieder zijn eigen weg lijkt te gaan. Onze dynamiek was dus niet (alleen) persoonlijk, maar een afspiegeling van het systeem waarin we werkten. Zoals Bion schrijft: soms moet je het niet meteen willen snappen. Door in de verwarring te blijven ontstond ruimte om iets diepers te zien, niet in de ander, maar in mijzelf en in het systeem.

Kijken door het venster
Binnen NieuweKaders benutten we de dynamieken die zich tussen ons afspelen, als een venster om te kunnen kijken naar de dynamieken van het systeem waarmee we werken. Dit maakt het mogelijk om die patronen te herkennen, zichtbaar en bespreekbaar te maken. In dit geval gaf het de organisatie inzicht in de wederzijdse afhankelijkheid en de noodzaak van een betere balans tussen autonomie en samenwerking. De kaarten in de cirkel, zoals in de foto weergegeven, fungeerden daarbij als krachtig symbool voor keuzes en posities binnen de organisatie.

We zijn benieuwd welke organisatie we hierna mogen spiegelen.